Bemesting
- Er is een globaal zicht op de onttrekking van N, P en K: bij een zeer hoge opbrengst van 5 ton droge stof zaad en 6 ton stro (stengel en kaf) neemt het gewas minimaal 130 kg N, 85 kg P2O5 en 245 kg K2O op. Omdat stengel en blad op het land achterblijven, worden via het zaad ongeveer 105 kg N, 65 kg P2O5 en 55 kg K2O per ha afgevoerd. Per ton zaad wordt dus minimaal 21 kg N, 13 kg P2O5
en 11 kg K2O per ha afgevoerd.
- Quinoa reageert goed op N-bemesting: het gewas wordt forser, bladrijker, rijpt later af en verhoogt tot op zekere hoogte de zaadopbrengst en het eiwitgehalte. Bij een lage N-bemesting wordt het gewas schraal en minder competitief t.o.v. het onkruid.
- Afhankelijk van de bodemtoestand wordt een bemesting aangeraden van 120 - 150 kg N/ha en 250 kg K2O/ha. De huidige maximale N-bemestingsnorm voor quinoa (in combinatie met een nateelt en uiterlijk geoogst op 31 augustus) is 130 kg en 145 kg werkzame N per ha op resp. zandgrond en niet-zandgrond (Gebiedstypes 0 en 1).
- Bemest op basis van een bemestingsadvies. Dit betekent bemesten volgens de behoefte van de teelt, rekening houdend met de kenmerken van het perceel en de al aanwezige werkzame stikstof in de bodem.
- Dikwijls wordt de N-bemesting volledig gegeven bij de zaai. Uit onderzoek is gebleken dat het fractioneren van de N-bemesting geen meerwaarde oplevert voor de zaadopbrengst en het eiwitgehalte.
- In de teelt lijkt de stikstofbehoefte aan te sluiten bij de teelt van zomertarwe. Quinoatelers gebruiken met succes drijfmest en digestaat, een keuze die ook ingegeven is door de lagere kostprijs dan kunstmest.
- In het voorjaar kan een dosis van 25 ton compost per hectare gehanteerd worden. Dat komt ongeveer overeen met 45 eenheden werkzame stikstof, en 75 eenheden fosfor. De fosfor moet in geval van compost met Vlaco-certificaat slechts voor de helft in rekening worden gebracht in de Mestbankaangifte. Wanneer compost in het najaar (op de stoppel na de oogst van de quinoa) i.p.v. voorjaar wordt toegepast, dan wordt de dosis verlaagd naar 15 ton per hectare. Bij een voorjaarsgift brengen we de werkzame eenheden stikstof uit compost in rekening voor de bemesting, en vullen we verder aan met drijfmest of kunstmest. Hou er rekening mee dat de stikstofgift verschillend is bij gebruik van GFT-compost (12 kg N per ton) versus groencompost (7 kg N per ton). In beide gevallen volstaat alleen compost niet als bemesting van de quinoa.
Resultaten bemestingsproeven 2020, 2021 en 2023
Een van de sterke punten van quinoa is het hoge gehalte aan eiwitten en aan essentiƫle aminozuren. Het eiwitgehalte wordt mede bepaald door de N-bemesting (hoeveelheid en verdeling) (Schulte et al., 2005; Jacobsen and Christiansen, 2006). In welke mate N-bemesting een effect heeft op de ontwikkeling van het gewas en de uiteindelijke opbrengst en kwaliteit is ongekend voor onze regio.
Proeven met meerdere N-dosissen die bij een hoge N-gift al dan niet gefractioneerd worden toegediend, zijn nodig om het effect te kennen op snelheid van bodembedekking, ziekte-aantasting, legering, afrijping, opbrengst en eiwitgehalte. Bij zaai worden 4 stikstofbemestingstrappen ingesteld, nl. 0, 90, 130 en 150 kg N/ha. Daarnaast wordt de bemesting van 130 kg N/ha ook gefractioneerd toegediend (80 kg N/ha bij de zaai en 50 kg N/ha later) om te onderzoeken of toediening van een tweede fractie N net voor de bloeiperiode een invloed heeft op opbrengst en eiwitgehalte van het zaad. Fractionering had in de beperkte dataset van Jacobsen & Christiansen (2016) geen meerwaarde maar dit is nog niet onderzocht voor de gangbare teelt en ook niet onder Vlaamse groeiomstandigheden. Vanuit Nederland zijn hiervoor geen gegevens beschikbaar. Het design van de proef is een volledig gerandomiseerde blokkenproef met 4 parallellen en 1 locatie (zandleem), 2 rassen gedurende 2 jaar (2020 en 2021) en 3 rassen in 2023; waarvan 2 rassen van QuinoaQuality (niet-contractteelt), nl. Zeno en Vikinga, en 1 ras van GreenFood50 (contractteelt), nl. Bastille.
2020 & 2021
De weersomstandigheden waarin de bemestingsproef werden aangelegd waren zowel in 2020 als 2021 ver van ideaal. 2020 was extreem droog en 2021 was extreem nat. Om goed advies te kunnen geven aan de telers werd de bemestingsproef in 2023 herhaald. Op basis van de resultaten van 2020 en 2021 werd de besloten de proef in 2023 mimimaal bij te sturen. Er werd enkel een extra Nederlands ras in de proefopzet opgenomen, het aantal bemestingstrappen en de dosis bleven ongewijzigd.
De resultaten van de netto zaadopbrengst in 2020 en 2021 worden respectievelijk weergegeven in Figuur 1 & Figuur 2. De opbrengst (kg/ha) wordt uitgezet in functie van het bemestingsniveau (kg N/ha). Bij het ras Zeno zijn er zowel in 2020 als 2021 geen significante verschillen qua opbrengst tussen de verschillende bemestingstrappen. Bij Vikinga is een significant verschil in opbrengst waarneembaar tussen de nulbemesting en de andere bemestingstrappen. Tussen de bemestingstrappen onderling is het verschil in zaadopbrengst eerder beperkt. In 2021 is er een significant verschil tussen de bemestingstrappen 90 kg N/ha en 150 kg N/ha. De fractionatie resulteert in 2020 in een significant hogere opbrengst terwijl dit voor 2022 niet het geval is. Bij de fractionatie werd een tweede gift van 50 kg N/ha gegeven net voor bloei.
Figuur 3 & Figuur 4 geven de relatie eiwitgehalte-bemestingsniveau weer voor proefjaren 2020 en 2021 respectievelijk. Zowel in 2020 als in 2021 wordt voor beide rassen een toename in eiwitgehalte waargenomen bij een hogere bemestingstrap. Vanaf 130 kg N/ha vlakt het eiwitgehalte af voor beide rassen en is er geen significante toename meer in eiwitgehalte bij een hogere bemestingstrap. Zeno heeft een lager eiwitgehalte dan Vikinga. De fractionatie ligt iets lager in eiwitgehalte maar verschilt niet significant van de bemestingstrap zonder fractionatie.
2023
Proefjaar 2023 werd gekarakteriseerd door koude/natte omstandigheden bij zaai, gevolgd door een droog voorjaar, een wisselvallige zomer en een hittegolf begin september tijdens de oogst van het ras Bastille. Net als in 2020 en 2021 werd de proef ingezaaid in de tweede helft van april. Gezien de slechte omstandigheden bij zaai verloor het zaaigoed aan kiemkracht. Na zaai viel er gedurende twee weken nog veel neerslag waardoor het bodemoppervlak verslempte. Dit zorgde samen met de verminderde kiemkracht voor een slechte opkomst van de drie rassen.
Voor de drie rassen wordt een toename in opbrengst waargenomen met toename in bemestingsdosis (Figuur 5). De meeropbrengst bij een bemestingsdosis hoger dan de laagste bemestingstrap, nl. 90 kg/ha, is gering. Het gefractioneerd toepassen van de stikstofgift resulteert voor geen van de drie rassen in een hogere opbrengst. De opbrengst voor rassen Zeno en Vikinga ligt tussen 3,25 en 3,75 ton/ha. Voor Bastille wordt een lagere opbrengst van 2,5 ton/ha opgetekend. Ondanks de slechte opkomst wordt voor rassen Zeno en Vikinga een betere opbrengst dan in 2020 (extreem droog) en 2021 (extreem nat) behaald.
Figuur 6 geeft de relatie eiwitgehalte-bemestingsniveau weer. Voor de drie rassen wordt een (niet- significante) toename in eiwitgehalte waargenomen bij een hogere bemestingstrap. Bij Vikinga schommelt het eiwitgehalte rond 15%. Bastille en Zeno volgen met een lager eiwitgehalte van respectievelijk 14 en 13%. Het gefractioneerd toepassen van de stikstofgift resulteert voor geen van de drie rassen in een hoger eiwitgehalte.
Besluit
Voor een optimale bemesting van quinoa is een hoeveelheid van 130 tot 150 kg N per hectare voldoende. Op die manier wordt niet enkel de netto-opbrengst maar ook het eiwitgehalte gemaximaliseerd. Hou rekening met de kenmerken van het perceel en de al aanwezige werkzame stikstof in de bodem. Fractioneren biedt geen meerwaarde. In Vlaanderen geldt een maximale N-bemestingsnorm van 130 tot 145 werkzame N per hectare op respectievelijk zand- en niet-zandgrond, voor quinoa met een nateelt en uiterlijk geoogst op 31 augustus. De maximale N-bemestingsnorm staat de optimale teelt van quinoa dus niet in de weg.