Ziekten en plagen

De voornaamste ziekte is valse meeldauw (Peronospora farinosa) die opbrengstdalingen tot 50% kan veroorzaken. Gevoeligheid is rasafhankelijk. Typische symptomen zijn bleke of geel-witte vlekken op de bovenzijde van de bladeren en eventueel grijs gekleurde sporulerende zones aan de bladonderzijde. Bladeren kunnen op die manier vroegtijdig afvallen. De voornaamste bron van verspreiding van deze ziekte is geïnfecteerd zaaizaad. Het is op dit moment nog onduidelijk wat het verband is met andere vormen van Perenospora farinosa die in Europa ook gekend zijn in onder meer spinazie maar ook in onkruiden zoals melganzevoet en diverse amaranten. Aangezien zaadontsmetting op dit moment nog niet wordt uitgevoerd én er geen fungiciden erkend zijn, ligt vandaag de nadruk op preventie via het kiezen van rassen met gekende tolerantie of resistentie. De verspreiding in het gewas wordt in de hand gewerkt door koud en vochtig weer.

Aantasting door zwarte bonenluis is mogelijk. Dit veroorzaakt zuigschade en soms verdorring van de pluim.

In natte zomers kan Sclerotinia (stegels) en Botrytis (stengels en pluimen) optreden. Dit leidt tot een snellere fysiologische veroudering, afrijping en opbrengstverlies.

Op de proefvelden werd in sommige jaren aanwezigheid van wantsen/ Ligus opgemerkt. Momenteel is niet geweten of ze, indien vroeger aanwezig op het gewas (tussen bloei en deegrijpstadium), een invloed hebben op de opbrengst.